Stamboom bouwbonden

SAMEN STERK

De geschiedenis van de vakbonden begint in de 19e eeuw. In de eerste helft van die eeuw bestonden al plaatselijke verenigingen van arbeiders. Het ging om de zogenaamde ziekenbussen en dooienfondsen, gericht op onderlinge hulp bij ziekte, invaliditeit en overlijden.
Werkgevers waren vaak donateurs van deze verenigingen. Aan het einde van de 19e eeuw ontstonden verenigingen die gericht waren op de verbetering van de werkomstandigheden en de lonen van de arbeiders. De plaatselijke afdelingen verenigden zich in een bond. Als eerste landelijke bond werd in 1866 de Algemene Nederlandse Typografen Bond opgericht.

In het begin organiseerden de arbeiders zich per beroep, later gingen die bondjes samenwerken en fuseerden ze tot groter bonden. Je ziet op dit paneel de stamboom van de Bouw- en Houtbonden. In de tijd van de verzuiling waren er vakcentrales voor anarchisten (NAS), socialisten (NVV), katholieken (NKV) en protestanten (CNV). In de 70-er jaren zijn NKV en NVV gefuseerd tot de FNV. Soms ontstaan (tijdelijk) nieuwe vakbonden als leden vinden dat de bestaande bonden niet goed voor hun belangen opkomen. In deze eeuw krijgen de bonden aandacht voor de positie van ZZP-ers, die eerder als ondernemers werden gezien. Nu komen de bonden ook voor hen op in de strijd tegen de “race naar de bodem”, waarbij arbeid steeds minder wordt gewaardeerd.

CNV HOUT EN BOUW

De oudste voorloper van CNV Hout en Bouw is de in 1900 opgerichte bond voor timmerlieden. In 1907 volgde de bouwarbeidersbond, waar zich korte tijd later de in 1901 opgerichte schildersbond bij aansloot. In 1955 ontstond uit de beide bonden de Hout en Bouwbond CNV.

Over de geschiedenis van de vakbeweging in Nijmegen en omgeving